In Nederland zijn overheidsondernemingen sinds 2016 belastingplichtig voor de Nederlandse vennootschapsbelasting. Uit jaarlijkse inventarisaties van de activiteiten binnen de reguliere exploitatie blijken geen VPB-plichtige (clusters van) activiteiten aanwezig te zijn. De inventarisatie wordt gebaseerd op de laatst vastgestelde jaarrekeningen. Daar waar binnen bepaalde clusters van activiteiten overschotten worden behaald, wordt niet voldaan aan de criteria voor toetreding tot VPB-ondernemerschap. De criteria om als ondernemer te kwalificeren, zijn:
- een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid;
- en deelname aan het economisch verkeer;
- en een winstoogmerk/structurele overschotten.
Met name vanwege de laatste twee criteria vallen de meeste activiteiten binnen de gemeentelijke exploitatie buiten de VPB-plicht. Uitzondering hierop zijn de bouwgronden in exploitatie (BIE GREXEN).
Bij de VPB-vraag of er sprake is van door de gemeente te verrichten ondernemersactiviteiten is het antwoord voor de BIE GREXEN positief. Over de voordelige resultaten van BIE GREXEN is per 1-1-2021, afhankelijk van de hoogte van de jaarlijkse cashflow, een percentage van 16,5% tot een bedrag van € 200.000 verschuldigd als VPB. Daarboven bedraagt dit percentage 25% en wordt berekend over het jaarlijks winstsaldo van de mutaties in dat jaar.
De jaarlijkse cashflow is het verschil tussen gerealiseerde inkomsten en gerealiseerde uitgaven. Hiertoe wordt een fiscale exploitatiebegroting opgesteld, die volledig voldoet aan de wet- en regelgeving van de Wro- en Bro-uitgangspunten, de BBV voorschriften en de VPB wetgeving. Financiële effecten van de door de Belastingdienst in rekening gebrachte VPB komen ten laste van het gerealiseerde resultaat van de grondexploitatiebegroting van de betreffende BIE GREX projecten. In de laatste actualisatie per 1-1-2022 is rekening gehouden met de te verwachten af te dragen VPB voor zover van toepassing.
Afgelopen jaar zijn de aanslagen vennootschapsbelasting van de jaren 2016 t/m 2018 definitief door de Belastingdienst vastgesteld. In het verleden is voor de af te dragen vennootschapsbelasting een verplichting opgenomen op basis van inschattingen. Nu de aanslagen definitief zijn vastgesteld voor de jaren 2016 t/m 2018 leidt dit tot een vrijval van de verplichting van € 13.928. Daarnaast kan op basis van de carry- back methode (= verrekening verliezen voorgaande jaar) nog een aanvullende teruggave vennootschapsbelasting over jaar 2018 tegemoet worden gezien. Dit gebeurt pas nadat de aanslag over jaar 2019 definitief door de Belastingdienst is vastgesteld. In de jaarstukken 2019 is al rekening gehouden met een bedrag van € 37.784, maar de te verwachten teruggave over jaar 2018 komt nu uit op € 67.410. Hierdoor ontstaat er nog een voordeel van € 29.626.
In totaliteit is dus € 43.554 als voordeel te melden in de jaarstukken 2021. Op basis van de cijfers over jaar 2021 is er geen belasting verschuldigd. Dit komt o.a. doordat er nog te verrekenen verliezen zijn uit het verleden.